|
|
1 © 200533 3-1 Regelfuncties EAS XF105 Serie 3. REGELFUNCTIES 3.1 OPSTARTFASE Wanneer het contact wordt ingeschakeld komt er een spanning op de EAS-unit. De ECU (E1) in de EAS-unit schakelt het interne hoofdrelais (E4) in de EAS-unit in. Het systeem begint aan de opstartfase. Tijdens de opstartfase wordt er een aantal controles uitgevoerd die nodig zijn om de juiste inspuithoeveelheid te kunnen garanderen. Na het inschakelen van het contact wordt gecontroleerd of de luchtdruksensoren (E9 en E10) een aannemelijk signaal uitsturen door de druk van beide sensoren vóór en na de smoring met elkaar te vergelijken. Het ontluchtingsventiel (8) wordt aangestuurd om zeker te stellen dat er geen AdBlue-druk aanwezig is. Indien het motortoerental > 300 omw/min is wordt het ontluchtingsventiel (8) na korte tijd gesloten en het luchtdrukregelventiel (E7) voor een korte tijd aangestuurd om te controleren of er luchtdruk aanwezig is. Indien de luchtdruk niet tussen bepaalde waarden ligt, wordt er gedurende een bepaalde tijd gewacht. Na verstrijken van deze tijd wordt het ventiel nogmaals aangestuurd om te controleren of er reeds luchtdruk aanwezig is. Indien de luchtdruk binnen de geprogrammeerde grenswaarden ligt, wordt de uitlaatgas- temperatuur gecontroleerd om de temperatuur van de katalysator vast te stellen. i400974 Q 1 1 CAN 2 3 4 7 9 10 11 2 8 12 2 1 5 6 B A C D E F H J I P P P M G |